Gij zult niet

Lezers hebben er geen weet van dat schrijvers onder een strenge plak zitten. Ze kruipen gezellig met een roman in het hoekje van de bank en verdwijnen dromerig in een wereld van personages die fantastische avonturen beleven. Aan de zweetdruppels en hartkloppingen van de schrijver verspillen ze geen gedachten. Zolang hun favoriete schrijver er maar voor zorgt dat zijn nieuwste boek op tijd in de winkel ligt, vinden lezers het wel best. Met verhalen over de moeite die het kost een boek te schrijven willen ze liever niets te maken hebben.

Lezers die zo denken missen veel. Er gaat drama schuil in de stoffige wereld van pen en papier. Schrijven heeft iets weg van religie en de regels zijn beklemmend en meedogenloos. Ik denk dat gereformeerden daarom goed gedijen in die wereld. Zij hoeven zich niet aan te passen. Hun hele leven gaan ze al gebukt onder bevelen van hogerhand. Een leven zonder benauwende regels kunnen ze niet eens aan. Met een smoesje over zich afzetten tegen de tirannen in het zwart onderwerpen ze zich vol overgave aan de almachtige god van het schrijversgilde.

En die god is een god die zijn taak heel serieus neemt. Ere wie ere toekomt. Hij is geen schertsfiguur om wie de gelovigen mogen lachen. Bibberen moeten ze. Bibberen van angst voor de straf die volgt als ze de moderne versie van de Tien Geboden niet stipt in praktijk brengen. ‘Gij zult dit doen en dat laten’, verkondigen de als schrijfcoach vermomde hogepriesters. Wie geen oren heeft om te luisteren komt niet in de hemel van erkende schrijvers met een contract. Eigen schuld. Ze waren duidelijk genoeg gewaarschuwd voor de gevolgen.

Met de onderwerpen die op de stenen tafelen van Mozes stonden houdt de god van de schrijvers zich niet bezig. De buurvrouw in woord en daad begeren hoeft niet aan een carrière in de weg te staan. Hoe meer ontucht, hoe liever. De echte doodzonden zijn de verboden woorden die schrijvers tot elke prijs moeten vermijden. Woorden als ‘maar’ en ‘eigenlijk’ horen niet thuis in een verhaal.

Waarom eigenlijk niet, vraag ik koppig. Met zulke geboden moeten ze bij mij niet aankomen. De verboden woorden staan gewoon in het woordenboek. Er is niets mis mee. Ik kan geen enkele goede reden bedenken waarom ik er geen gebruik van mag maken. De zogenaamde regels voor de goede schrijver zijn alleen zo opgesteld omdat schrijvers van vroeger toevallig op die manier te werk gingen. Als ik lang genoeg mijn eigenwijze kont tegen de krib gooi, komt er vanzelf ooit een aangepaste versie van de regels. In mij huist ook iets van een dwingeland. Geduldig wacht ik op mijn kans de volgzame schapen aan mijn nukken te onderwerpen. ‘Gij zult alle woorden uit het woordenboek gebruiken en niet zelf zomaar iets verzinnen’, verordonneer ik, ‘en coaches die anders beweren zijn per direct verboden.’ Het moet maar eens afgelopen zijn met de tirannie van de middelmaat.


Twitter Facebook LinkedIn Volgen


Gij zult niet

Ergernis

Niet uit de verf

BoerBurgerBedotterij

Donderend geraas

Geluk zonder luchtje